Het moge duidelijk zijn: wij kiezen voor thuisonderwijs om zielen te vormen voor de eeuwigheid. Om zielen te boetseren die gelijkvormig zijn geworden aan Christus zelf; uitblinkend in edelmoedigheid, dankbaarheid, gestorven aan zichzelf, vrij van elke wrok, enzovoort.
Dat we daarin met verve geslaagd zijn, is nu al duidelijk. Dat we met onze intense inspanningen reeds rijke vruchten hebben geoogst, probeer ik in deze blogpost uit de doeken te doen.
Ik hoop op een massale respons van interesse hoé we dit doen, wat ons geheim is, gelijkaardige ervaringen, …
Vooreerst blinken onze kinderen uit in edelmoedig altruïsme. Zo was het eerste woordje van mijn jongste dochter “ik eet!” (ik eerst). Aan tafel staat het principe de ander eerst immer voorop. Nadat ze eerst 45 minuten hebben geweend omdat de ander “eerst bediend werd”, eten ze soms inderdaad nog hun bord op. Bij het gebruik van hun speelgoed zou het ook ondenkbaar zijn dat ze eraan trekken en mekaar slaan (zeker niet na een godsdienstlesje over naastenliefde) totdat moeder er een inzinking van krijgt. Kortom – het zijn echte christenen.
We zien ook dat onze inspanningen voor the homesteading lifestyle al de verhoopte werkethiek hebben opgeleverd. Een kruimel opvegen naast mama die er bijna dood bij neer valt omdat ze vierentwintig uur per dag werkt, is “te veel werk”. Het huis vernietigen in enkele minuten tijd vormt geen probleem, maar een puzzel terug in de doos steken heeft achtendertig disciplineringsmomenten nodig.
Bescheiden taalgebruik: onze kinderen zouden nooit durven lachen om “poep” of “pipi” of andere privérealiteiten. Het is ook ondenkbaar dat ze hier een hele namiddag versjes en liedjes over zouden zitten verzinnen onder wanhopig oog van hun moeder. Zoals – ik denk maar luidop – “’k zag twee apen stinkprotten laten” en hierbij bijna buiten adem raken van hilariteit. Het beste wordt dit geïllustreerd door een liedje dat een van onze kinderen, die hierdoor zijn kinderlijke vrome eerbied voor de Heiligen laat zien, eens zong in de auto: “O kom eens kakken, wat ik in mijn kakje vind, alles gekakken, van die beste kak. Een kak met krulletjes in het haar, een snoezig kakje kant en klaar”. (Het is bewezen – de zogenaamde kakapipifase is een inherente stoornis eigen aan het menszijn en wordt niet door leeftijdsgenoten op school aangeleerd.)
Door ons voorbeeld, wéten de kinderen gewoon dat het onzichtbare belangrijker is dan het zichtbare. Ze schatten de goddelijke goederen gewoon echt naar waarde. Tijdens het allerheiligste moment van de Consecratie in de Heilige Mis, zingen ze luidop een liedje in de trant van “in een klein stationnetje” of “lundi mardi mercredi jeudi”. Voorts zouden ze hun ziel ab-so-luut niet verkopen voor een bolletje ijs. En bij het familiegebed hebben ze een diep besef dat het draait om het spreken tot God zelf, niet bijvoorbeeld – hoe zou het mogelijk zijn! – om hoe je knielt, waar je knielt, in je neus peuteren, de ander die over de vloer rolt een klap geven enzovoort.
Orde: onze kinderen geven een eigentijdse interpretatie van Benjamin Franklin’s “a thing in its place, a place for everything”: “nothing in its place, a floor for everything”.
Hun niveau van dankbaarheid kan niet worden overtroffen. Als we eens trakteren op chips of een ander smakelijk voedingswaar, wordt de ruimte gevuld met heerlijke geluiden als “het is te weinig” of “mijn boterham is gescheurd” of “waarom krijgt Eloïse EERST”. Vanwege die overweldigende mate van dankbaarheid waar mijn moederhart van op een roze wolk gaat zitten, hebben we ze op een soberheidsdieet gezet van gezonde voedingswaren-behoudens-wereldbrede-noodsituatie. (Ik ben de brulrit van vorig jaar op Pasen, toen ze na zeven weken vasten één chocolade-eitje mochten en mekaar in de auto daarvoor bijna wurgden, nog niet vergeten.)
Vergeving: onze kinderen zijn zo zuiver van hart dat ze mekaar al hebben toegewenst: al jouw haren uittrekken, jouw tekeningen voor altijd verpesten, nooooooooit meer jouw vriend zijn, en “als je mij niet voorlaat, hak ik je kop eraf”.
Voilà – tot zover de uiteenzetting van de “heldhaftige deugd” van onze vijf kinderen. Het heiligverklaringsproces kan na hun dood niet lang meer op zich laten wachten…
En den boer, hij ploegde voort, zouden ze in ’t West-Vlaams zeggen… Hoe ik voortploeg, dat is stof voor later.
Tot binnenkort,
Linde
Uw schrijfstijl en humor blijven fantastisch
Uw schrijfstijl en humor blijven fantastisch. Heel herkenbaar trouwens, onze E.’s eerste woorden waren “ikke mijn”. Wij hadden één paddestoelkommetje waar steeds om gevochten werd. Tot mijn grote vreugde kregen wij er twee en dacht ik dat de grote ruziemomenten voorbij waren. Er wordt naar die kommen niet eens omgekeken, de grote aantrekkingskracht was dat ze uniek was EN DAT DE ANDERE ZE NIET HAD.
Het mosterdzaadje blijft lang in de grond en is het kleinste kiem, maar wordt wel de grootste boom waar de vogeltjes uit de hemel in kunnen rusten 😉
Kinderen zijn en blijven kinderen en goed dat het nu uit un systeem komt he 😊 jullie doen het super goed!